Home Nieuws 10 vragen over autisme & pesten
21 september 2020 - Week tegen het pesten 202010 vragen over autisme & pesten
Carolien Rieffe. Foto: Paco Núñez

Leerlingen met autisme zijn vaak doelwit van pesten, met ernstige gevolgen voor hun ontwikkeling. De NVA legt 10  vragen over autisme & pesten voor aan expert Carolien Rieffe. Zij onderzoekt in het zogeheten Schoolplein-project* hoe reguliere scholen veiliger kunnen worden voor leerlingen met autisme.  ‘Ga er als leraar maar gewoon van uit dat deze kinderen niet vanzelf mee komen in de groep. Daar moet je ze bij helpen. ‘

 

Door Julie Wevers

 

1. Wat is pesten volgens u?

‘Pesten is iemand keer op keer opzettelijk pijn of verdriet willen doen. Als er in een groep steeds iemand anders wordt geplaagd, dan is er niks aan de hand.  Maar als het systematisch dezelfde persoon is die wordt geplaagd, dan is er sprake van pesten.

Bij pesten is er altijd sprake van machtsongelijkheid. Bijvoorbeeld doordat de pester groter en sterker is dan het slachtoffer. Dat hoeft niet altijd fysiek groter en sterker te zijn, het kan ook om een mentaal overwicht gaan of om iemands status in de groep. Hierdoor is het slachtoffer niet goed in staat om zich te verweren.’

2. Welke vormen van pesten zijn er en met welke hebben leerlingen met autisme het vaakst te maken?

‘Er zijn vier vormen waarvan er drie heel duidelijk zijn: fysiek pesten zoals slaan en schoppen, instrumenteel pesten zoals iemands fietsband lek prikken en verbaal pesten zoals iemand uitschelden. Met deze vormen kan je makkelijk op de leraar afstappen met de boodschap: ik word gepest.

 De meest funeste vorm is echter het buitensluiten van iemand, het negeren. Ik heb het niet onderzocht, maar ik vermoed dat die bij leerlingen met autisme het vaakst voorkomt. Nooit gekozen worden in een team, nooit worden uitgenodigd voor een feestje. Dat is echt funest voor je gevoel van eigenwaarde. Het moeilijke is: wat ga je zeggen? Geeft iemand je een klap, ja dan is die persoon echt een grens overgegaan. Maar wat als de hele klas is uitgenodigd voor een verjaardagsfeestje behalve jij? Dan heb je geen poot om op te staan.’

3. Leerlingen met autisme lijken vaker slachtoffer te zijn van pesten dan andere leerlingen, hoe verklaart u dat?

 ‘Bij pesten gaat het eigenlijk nooit om het kind dat wordt gepest, ik kan dat niet genoeg benadrukken. Waar het om gaat is dat iemand macht wil vergaren, de leider wil worden van een groep. En pesten is één van de manieren om dat te bereiken. De pestkop probeert het vaak bij een heleboel leerlingen. Bij iemand die daar heel ontspannen op reageert, bijvoorbeeld met een grap waar vervolgens de hele groep om moet lachen, lukt het niet. De pestkop gaat dan door naar de volgende.

Waarom pesten bij leerlingen met autisme waarschijnlijk relatief vaak wél lukt – harde cijfers hebben we hier nog niet over – heeft denk ik meerdere oorzaken. Veel leerlingen met autisme doen waarschijnlijk sowieso al minder actief mee in de groep. Ook vermoed ik dat ze minder vaak meelopen met leiders. Daar komt bij dat zij vaak nog niet over voldoende sociale vaardigheden beschikken om de pestkop op zo’n manier van repliek te dienen dat hij stopt.’

4. Wat zijn de gevolgen van pesten voor leerlingen met autisme?

 ‘Pesten ondermijnt je zelfbeeld en verstoort de ontwikkeling van je eigen identiteit. Als een groep jou niet de moeite waard vindt en dat dag in dag uit communiceert, dan ga je dat uiteindelijk zelf óók geloven. En straks, als je ergens gaat solliciteren, dan sta jij daar een stuk minder stoer dan dat meisje of die jongen die niet zijn gepest. Op de langere termijn hebben slachtoffers van pesten ook een grotere kans op psychische klachten zoals depressie en angst.

Wat ik extra schrijnend vind als leerlingen met autisme worden gepest, is dat het bovendien enorme gevolgen heeft voor hun vaak toch al vertraagde sociale ontwikkeling. Om sociaal vaardig te worden, moet je veel sociale uren maken. En dat doen kinderen door heel veel te spelen met andere kinderen. Door onderuit te gaan en weer op te krabbelen. Door ruzie te maken en het weer bij te leggen. En dat gebeurt allemaal op het schoolplein of op de speelveldjes in een wijk.

Als een kind met autisme wordt gepest, dan gaat het dat schoolplein helaas steeds vaker mijden. Bijvoorbeeld door ’s ochtends met opzet te laat te komen of door in de pauze altijd binnen te blijven. Zo raken zij steeds verder achterop in hun ontwikkeling en missen ze later cruciale vaardigheden die ze nodig hebben om zich te handhaven in de maatschappij. Voor alle duidelijkheid: kinderen met autisme hoeven wat mij betreft heus niet altijd overal actief aan mee te doen. Sommigen hebben ook veel behoefte aan rust. Maar iedereen heeft wél een zekere mate van sociale interactie nodig. Om te kunnen oefenen, maar ook om het gevoel te krijgen dat je erbij hoort. Je gaat niet naar school om te leren, dat kan je desnoods thuis doen. Naar school ga je vooral voor de sociale contacten.’

5. Waar houden jullie je op dit moment mee bezig in het Schoolplein-project?

 ‘Op twee scholen wordt binnenkort het schoolplein gepast en wij adviseren daarbij, samen met de afdeling Architectuur van de TU Delft. We willen onder meer iets gaan doen aan de akoestiek, die is op veel schoolpleinen echt verschrikkelijk. Kinderen met autisme kunnen daar overprikkeld door raken. Maar je kan aan veel meer dingen denken. Bijvoorbeeld aan het inrichten van meer rustige plekken en het planten van meer groen. Om interactie in kleinere groepjes mogelijk te maken zouden er bovendien afscheidingen gemaakt kunnen maken door middel van lage heggen. Onze hoop is dat deze fysieke aanpassingen er mede voor zorgen dat het schoolplein voor leerlingen met autisme een prettiger plek wordt om te verblijven. Of dat ook zo is, dat gaan we volgend jaar uitgebreid testen.

Maar we hebben natuurlijk ook aandacht voor het sociale klimaat. Op een van de twee scholen worden ook de pauzes goed gestructureerd. Leerlingen kunnen zich daar al ruim voor de pauze aanmelden voor een bepaalde activiteit, bijvoorbeeld badminton. Zo creëer je voor leerlingen met autisme een veiligere sfeer; ze lopen niet meer de kans dat een groepje op het schoolplein roept: jij mag niet meedoen. Dit is een voorbeeld van wat je als school op sociaal gebied kan doen voor leerlingen met autisme.’

Uiteindelijk willen we een heel praktische handleiding gaan maken voor scholen waarin aanpassingen staan die effectief zijn én financieel haalbaar. Veel van deze aanpassingen – zoals het gebruik van geluiddempende materialen – zullen naar verwachting niet alleen prettig zijn voor leerlingen autisme, maar voor heel veel leerlingen.’

6. Komen er in dat handboek alleen fysieke aanpassingen te staan of ook sociale?

‘Beiden. Er loopt ook onderzoek naar aanpassingen voor leerlingen met gehoorverlies. Voor deze kinderen kan het een groot verschil maken als medeleerlingen hun hele gezicht te laten zien terwijl ze praten. Ze halen namelijk veel ondersteunende informatie uit de bewegingen van iemands lippen. Door dat te doen geef je een kind met gehoorverlies de boodschap: Jij bent ook moeite waard en daarom wil ik voor jou best mijn hoofd beetje draaien omdat ik weet dat jij mij anders niet verstaat.’

7. Om welke sociale aanpassingen zou het kunnen gaan bij kinderen met autisme?

 ‘Dat weet ik nu nog niet, maar ik kan mij bijvoorbeeld voorstellen dat het goed is om deze leerlingen in een gesprek of tijdens een discussie wat meer tijd te geven om hun antwoord te formuleren. Om er niet meteen doorheen te ratelen maar gewoon even te wachten.

Ik weet dat veel docenten graag rekening willen houden met leerlingen met autisme, maar dat zij op dit moment vaak simpelweg niet weten hoe. In de wetenschappelijke literatuur en in belangrijke rapporten – bijvoorbeeld van de Inspectie van het Onderwijs – gaat het vaak alleen maar over hoe je leerlingen met autisme kan helpen met hun schoolwerk. Nergens staat echter hoe je er voor zorgt dat een kind of jongere met autisme ’s ochtends met plezier naar school gaat. En juist dat is zo ontzettend belangrijk. Vaak komt de rest dan wel vanzelf goed.’

8. Wat vindt u van manier waarop pesten op dit moment door scholen wordt aangepakt?

Er zijn twee goede anti-pestprogrammas die veel worden gebruikt, namelijk KiVa en No trap! Wat ik er goed aan vind, is dat zij naar de hele groep en het hele groepsproces kijken en het gepeste kind buiten beschouwing laten. Helaas worden veel gepeste kinderen met communicatieproblemen – zoals autisme, TOS of gehoorverlies – nog altijd geadviseerd om maar een cursus te volgen. Bijvoorbeeld een sociale vaardigheids- of een emotie-regulatie-training. En dat vind ik dus helemáál niet goed. De impliciete boodschap hiervan is namelijk: jij bent niet goed genoeg, het ligt aan jou! En die is zó fout. Bovendien gaat het pesten gaat ook na die trainingen gewoon door, zo ontdekte ik als onderzoeker jaren geleden al. Het enige dat in mijn ogen kan helpen is het creëren van een écht inclusief schoolklimaat waarin iedereen welkom is, ook als je op wat voor manier dan ook anders bent. Het is belangrijk dat kinderen leren dat anders-zijn een meerwaarde kan hebben. Je leert meer van iemand die anders is, dan van mensen die allemaal hetzelfde denken en doen als jij.’

9. Uit uw eerdere onderzoek onder dove kinderen blijkt dat het pesten vaak helemaal niet wordt gezien door leraren.

‘Pesten kan inderdaad volledig langs je heen gaan. Een leraar denkt vanaf een afstand: die kinderen zijn leuk aan het spelen. Maar als je achteraf de video analyseert, zie je bijvoorbeeld dit: een groep kinderen heeft de bal afgepakt van het kind met gehoorverlies en dat kind is drie kwartier bezig om die bal terug te krijgen. Als dat dove kind uiteindelijk boos wordt, wordt het vervolgens door de leerkracht apart gezet als ‘lastig kind’ terwijl het alleen maar voor zichzelf probeert op te komen. Leraren kunnen op een vol schoolplein ook niet alles zien, maar het toont wel aan hoe kwetsbaar sommige kinderen hierdoor zijn. En hoe makkelijk ze een totaal verkeerd stempel krijgen opgedrukt.’

10. Hoe kan dit probleem worden opgelost?

‘Ga er als leraar maar gewoon van uit dat kinderen met communicatieproblemen niet vanzelf mee komen in de groep. Daar moet je ze bij helpen. We zien bijvoorbeeld dat dove kinderen in het reguliere onderwijs heel vaak buiten de groep staan. Ze worden gepest of genegeerd en hebben maar bar weinig positieve sociale interacties. En de kinderen die ogenschijnlijk wel mee komen, hangen in de klas vaak de clown uit. Zij worden eigenlijk ook niet serieus genomen.

Helaas is pesten inherent menselijk gedrag, heel primitief. Maar gelukkig hebben we ook nog onze cultuur en die moet ons voor dit gedrag behoeden. Dankzij onze cultuur maken we opritten voor mensen met een rolstoel en zeggen we niet: blijf jij maar buiten staan. Of: loop jij dat stukje maar even. Maar dat is wel precies wat je tegen leerlingen met autisme zegt als je weigert om aanpassingen voor ze te doen. Daar willen wij graag iets aan gaan veranderen.’

Carolien Rieffe is professor bij de afdeling Human Media Interaction aan de Universiteit Twente, en tevens werkzaam  op de afdeling Ontwikkelings- en Onderwijspsychologie van het Instituut Psychologie aan de Universiteit Leiden. Rieffe is ook honorary professor bij het Institute of Education van de UCL in Londen.

*Hier vind je meer informatie over het Schoolplein-project. Scholen en ouders kunnen zich nog altijd aansluiten bij dit project. Help ook mee om reguliere scholen veiliger te maken voor leerlingen met autisme!

Dit is deel 1 van een NVA-serie over onderwijs. In deze serie proberen we antwoord te geven op de vraag: wat is autismevriendelijk onderwijs?

Sluiten
Word nu lid!