Home Nieuws ‘Wij moeten samenwerkingsverbanden te veel geloven op hun blauwe ogen’
29 juni 2017‘Wij moeten samenwerkingsverbanden te veel geloven op hun blauwe ogen’

Francine Giskes‘Geld toekennen én uitgeven, dat vereist wel héle keurige mensen.’ Een interview met Francine Giskes, college-lid van de Algemene Rekenkamer.

Het recent verschenen rapport van de Algemene Rekenkamer over hoe het geld voor passend onderwijs wordt besteed heeft een kleine revolutie teweeg gebracht. Naar aanleiding van dit rapport zijn op 27 juni 2017 twee belangrijke moties aangenomen: één roept staatssecretaris Dekker van Onderwijs op om onafhankelijk toezicht te regelen bij samenwerkingsverbanden (motie Becker) en één om de financiële verslaglegging te standaardiseren (motie Beertema). De Nederlandse Vereniging voor Autisme pleit al jaren voor meer checks en balances bij samenwerkingsverbanden en juicht deze moties toe. 

 

Waarom hebben jullie de bestedingen voor passend onderwijs onder de loep genomen?

‘Een van de redenen voor de invoering van passend onderwijs was de wens van de Tweede Kamer om meer duidelijkheid te krijgen over hoe het geld voor de leerlingenondersteuning wordt besteed. Wij vinden: als je die helderheid wilt hebben, moet je er ook voor zorgen dat die er komt. Wij vinden die helderheid echter niet terug in de huidige praktijk en regelgeving rond de uitvoering van passend onderwijs en dat is opmerkelijk.

Het onderwijs krijgt een lumpsumfinanciering, zonder oormerken. Vindt de Algemene Rekenkamer dit wenselijk?

‘Wij gaan er niet over hoe men het wil hebben in Den Haag. De Tweede Kamer heeft besloten tot lumpsumfinanciering van het onderwijs en de gedachte was dat de scholen binnen de samenwerkingsverbanden elkaar scherp zouden houden bij de uitvoering van passend onderwijs, met een goed systeem van checks and balances. Zodat iedereen kan zien dat het geld goed en doelmatig is besteed. Ons onderzoek legt bloot dat dit nu niet het geval is. Wij moeten besturen van samenwerkingsverbanden nog te veel geloven op hun blauwe ogen.’

Dus er moet meer wetgeving komen? 

‘Dat zou hooguit een last resort-maatregel kunnen zijn. De geest van de wet is juist dat de scholen elkaar binnen de samenwerkingsverbanden scherp houden en zoveel duidelijkheid over de bestedingen geven, dat er niemand langs hoeft te komen om te vragen hoe het gaat. Als alle betrokkenen van mening zijn dat het hartstikke goed loopt: prima! Niet aankomen!’

Dus liever controle door scholen onderling?

‘Ja, maar het systeem moet dan wél werken. Ons wordt vaak toegedicht dat wij alleen maar tevreden zijn als er een enorme verantwoordingscultuur bestaat met afvinklijstjes enzo, maar dat is zeker niet waar wij op uit zijn. Er gaat nogal wat geld om in het onderwijs, 28 miljard waarvan 2,4 miljard voor passend onderwijs in het primair en voortgezet onderwijs. Dat is geen kattenpis en het is dus niet raar dat je wilt weten wat er met dat geld gebeurt. Ik weet dat er in het onderwijs hele goede dingen gebeuren en ik heb een diep respect voor de mensen die er werken. Maar er is vanuit de maatschappij ook een roep om goede verantwoording. Die komt uiteindelijk ook de kwaliteit ten goede.’

Uit de Elfde voortgangsrapportage passend onderwijs blijkt dat het aantal samenwerkingsverbanden met onafhankelijk toezicht licht is gedaald, naar 9 procent. Wat is uw reactie hierop?

‘Ik heb die rapportage nog niet gelezen, maar ik vraag mij onmiddellijk af: waarom daalt dat percentage en wat stellen samenwerkingsverbanden ervoor in de plaats? Als zij een andere goede manier hebben gevonden om ervoor te zorgen dat die horizontale verantwoording goed wordt vormgegeven en het intern toezicht echt onafhankelijk is, wie zijn wij dan om daar iets van te vinden? Maar als wij telkens weer moeten constateren dat er leemtes bestaan in die verantwoording, dan is dit geen prettig bericht. Wij kunnen ons niet goed voorstellen dat degenen naar wie het geld toe moet gaan ook de bestuurders zijn die over de toekenning van die gelden moeten beslissen. Daarin zit inherent een spanning, dat vereist wel héle keurige mensen.’

Hebben jullie onregelmatigheden ontdekt?

‘Nee, wij hebben helemaal niet ontdekt dat er, om maar iets te noemen, geld is verdwenen. En ik wil ver wegblijven bij de schets dat er maar wat wordt aangerommeld in de onderwijswereld, want dat is écht niet wat er speelt. Maar een ieder die bestuurlijk in het onderwijsveld actief is, zou zich verplicht moeten voelen, al is het maar om Den Haag uit de nek te houden, om te laten zien dat het goed werkt: kijk daar is het geld ongeveer naartoe gegaan, alle kinderen zijn bediend, we weten hoeveel kinderen er hulp nodig hebben – dat is nu dus ook niet helemaal helder – en die hebben we op die en die manier ondergebracht. En iedereen is tevreden, de ouders zijn tevreden en de leraren werken er lekker mee. Dat zijn de verhalen die je wilt horen, dan zul je de Tweede Kamer ook niet horen. Maar dat is wat wij nu niet hebben kunnen constateren. Het is nu onvoldoende inzichtelijk of het geld zo goed en zo efficiënt mogelijk is besteed voor het beoogde doel. En daardoor kunnen wij niet bevestigen dat het beoogde doel is behaald.

Is er een verband tussen het gebrek aan financiële transparantie en het gebrek aan onafhankelijk toezicht?

‘Ik denk dat je kunt zeggen dat naarmate die governance intern niet goed op orde is, er ook een minder duidelijke vraag is naar informatie. Met als gevolg dat die informatie vervolgens ook niet makkelijk is te vinden voor iemand die ernaar op zoek is. Ook kunnen samenwerkingsverbanden elkaar daardoor onderling niet goed vergelijken. En het zou wel in hun belang zijn als ze zouden kunnen zien hoe het bijvoorbeeld komt dat een ander verband de ondersteuning tien procent goedkoper regelt. Ook een toezichthouder moet de informatie ergens aan kunnen relateren. Nu zijn samenwerkingsverbanden voor buitenstaanders echter nog niet met elkaar te vergelijken aan de hand van openbare informatie.’

Wat zou de rol van de ouders kunnen zijn in het toezicht?

Ouders hebben zitting in een belangrijke schakel in het hele systeem van checks and balances, namelijk de ondersteuningsplanraad, de OPR. Deze medezeggenschapraad van het samenwerkingsverband is het eerste stadium waarlangs alle besluiten moeten en dan hoop je dat de leden goed zijn toegerust om deze eerste check uit te voeren. Het is voor ouders belangrijk om te weten waarnaar ze moeten vragen en waar ze op moeten letten. Financiële stukken zijn helaas niet de makkelijkste voor mensen die er niet in zijn getraind  En als ouders informatie niet actief krijgen toegediend, maar alleen op verzoek, dan levert dat een moeilijke situatie op.’

Wat zou nog meer een vorm van onafhankelijk toezicht kunnen zijn?

‘Een andere tegenmacht kan iemand zijn bij wie je doorzettingsmacht belegt. Dus iemand die een onderwijsplek afdwingt als die voor een kind nergens binnen het samenwerkingsverband wordt gevonden. Op die manier kan je de macht van het verband pareren, of in elk geval tegenwicht bieden. En ook bij die doorzettingsmacht moet het natuurlijk altijd transparant zijn waarom het nodig was om in te grijpen.’

Door onze redacteur Julie Wevers

Sluiten
Word nu lid!