Home Twaalf ambachten en…

Twaalf ambachten en…

Toen ik twee jaar geleden met pensioen ging, kon ik terugkijken op een zeer bewogen werkzaam leven van 41 jaar: 3 beroepsopleidingen, 16 verschillende beroepen (ruwe schatting) en 28 werkgevers. En tussendoor steeds terugkerende periodes van werkloosheid.

Mijn eerste baan was in een instelling voor mensen met een verstandelijke beperking. Hier organiseerde ik clubjes voor de bewoners, gerund door vrijwilligers. Dat ging mij wel goed af, maar na twee jaar kreeg ik problemen met mijn leidinggevende. In mijn ogen zat hij daar vooral voor zijn eigen belangen. Bovendien had hij veel kritiek op mijn werk en daar kon ik niet goed tegen. Op het laatst voelde het alsof ik tegen een burn-out aan zat – ik sliep slecht en schrok overal hevig van.

Dit was de eerste keer dat ik ergens ontslag nam omdat ik het niet meer volhield. Ik was 26  jaar oud.

Geen commercieel talent

Toen mijn jongste zoon werd geboren, midden jaren ’80, was ik alweer drie banen verder. Computers begonnen aan hun opmars en ik vond dat een intrigerende nieuwe wereld. Na vier jaar fulltime thuis begon ik aan een eenjarige automatiseringsopleiding. Beide zonen gingen naar school, dus dat was goed te combineren.

Ik kreeg een baan bij een automatiseringsbedrijfje, opgericht door drie jonge mannen die met veel lef en beperkte kennis hun diensten sleten aan grote en kleine bedrijven. Dat was voor mij echt een cultuurschok na het softe welzijnswereldje waarin ik had verkeerd. Één ding werd al snel heel duidelijk: ik heb geen enkel commercieel talent. In een volgende baan kon ik klanten wel leren hoe ze met computers moesten omgaan. Dat had ik bij het automatiseringsbedrijfje zelf geleerd, in een sfeer van vertrouwen en aanmoediging.

Veel waardering

In 1998 kreeg ik een baan (de twaalfde) in de asielzoekersopvang in een kleine locatie op Texel. Drie keer per week met de boot naar Texel, dat had wel zijn charme. Bovendien kon ik heel autonoom zijn in mijn werk. Ik gaf begeleiding aan vluchtelingen en organiseerde activiteiten. Daarbij kon ik mij goed inleven in de problemen van migranten met de Nederlandse taal en de cultuur. Dat kwam doordat ik zélf vaak het idee had dat ik rondliep in een voor mij vreemde cultuur.

Het liep zo goed, dat mij een baan werd aangeboden als stafmedewerker op het hoofdkantoor. Dat was een promotie, qua salaris het hoogste wat ik ooit heb bereikt. Ik trof de ideale leidinggevende: hij liet mij m’n gang gaan en gaf veel waardering.

Een toom kippen

Maar al snel kwam er een reorganisatie, en mijn nieuwe leidinggevende was zowat het tegenovergestelde van de vorige. Hij had als opdracht om zoveel mogelijk mensen te ontslaan of in een andere setting te plaatsen. Onder mijn nieuwe taken viel een project dat bij voorbaat was gedoemd om te mislukken. Achteraf begrijp ik dat mijn nieuwe baas aan mij een makkelijke prooi had.

Om alle collega’s op het kantoor aan elkaar te laten wennen, besteedden we iedere ochtend een kwartier aan gezamenlijk koffie drinken en wat kletsen. Zogenaamd ongedwongen, maar wel verplicht. Ik ervoer het als een toom kippen; een aantal kippen zag de kans schoon om te pikken naar collega’s die ze niet mochten. De opperkip, iemand van de administratie met uitgesproken sociale talenten (die ik in ieder geval niet bezat), genoot in dat kwartiertje zichtbaar van haar macht.

Uiteindelijk ben ik daar ontslagen. Een collega-stafmedewerker, die goed overweg kon met de nieuwe baas en met veel meer sociale vaardigheden dan ik, mocht blijven.

Ontsnappen uit een knellende baan

Omdat ik met mijn werkgever afspraken had gemaakt rond mijn vertrek, vond het UWV dat ik had meegewerkt aan mijn ontslag. Ik kreeg om die reden geen WW-uitkering. Lange tijd had ik de mazzel gehad dat ik geen kostwinner was – mijn echtgenoot zorgde voor het gezinsinkomen. Na mijn scheiding moest ik echter financieel op eigen benen staan. De mogelijkheid om te ontsnappen uit een werksituatie waarin ik in de knel zat, was ik kwijt.
Uit nood nam ik een administratieve baan aan, later een invalbaan als activiteitenbegeleidster op een PAAZ. Daarna kreeg ik alsnog, via de Kantonrechter, een WW-uitkering.

Wat nog volgde? Kortere en langere periodes met verschillende banen. Wéér een nieuwe beroepsopleiding, de Pabo. Ik kreeg werk in het basisonderwijs, later werd ik docent tweede-taal onderwijs. Ook daaraan heb ik een paar goede, maar vooral veel slechte herinneringen.

In al deze werksituaties moest ik mijzelf in allerlei bochten wringen om mee te kunnen komen en niet teveel op te vallen. Dat hield ik nooit langer vol dan een jaar of twee, daarna was ik zo overprikkeld en ontmoedigd dat ik maar weer op zoek ging naar iets nieuws. Of ik werd ontslagen.

Vrijwilligerswerk

Het was duidelijk dat ik wel talenten had, maar die kwamen zelden tot bloei. Er was te veel dat dit tegenhield. Nooit kwam iemand op het idee dat het wel eens aan autisme zou kunnen liggen. Ook niet tijdens de ettelijke beroepskeuzetesten en gesprekken bij het UWV.

Toen het écht niet meer ging, kon ik gelukkig met vervroegd pensioen gaan.

En nu? Het doel dat werk aan mijn leven gaf, en het gevoel nuttig te zijn, mis ik wel. Net als de leuke contacten die ik met sommige cursisten had. Maar het is heerlijk om niet meer vroeg op te hoeven en niet meer met een steen in mijn maag met duizenden anderen in de file te staan of in overvolle treinen. Geen leidinggevenden meer, geen collega’s bij wie ik geen aansluiting vind, geen deadlines, geen plankenkoorts voorafgaand aan een les.

Ik doe nu vrijwilligerswerk in een centrum voor ouderen, waar we de geschiedenis van de buurt in kaart brengen. En dat bevalt mij heel erg goed. Ongemakkelijke sociale situaties kan ik nu vermijden en ik kan veel meer mijn eigen keuzes maken. En ik heb zoveel vrije tijd als ik wil en nodig heb.

Sluiten
Word nu lid!